Rivierenbuurt

Hiernaast zijn ze teruggekomen[1]

Joodse en enige niet joodse vrouwen uit de Rivierenbuurt in Amsterdam die uit de concentratiekampen terugkeerden

Dit gaat over 127 vrouwen met adressen in de Rivierenbuurt die uit de concentratiekampen zijn teruggekeerd. De lijst is grotendeels een gevolg van een onderzoek over vrouwen die aan het einde van de oorlog uit de concentratiekampen Ravensbrück en Neuengamme gered werden en naar Zweden werden gebracht. Hoeveel mannen terugkeerden weet ik niet. Mijn onderzoek betreft slechts vrouwen en enkele kinderen. Algemeen hebben in verhouding meer vrouwen dan mannen de kampen overleefd.

Van de 418 Nederlandse vrouwen die vanuit Hamburg naar Zweden werden geëvacueerd behoorden 324 tot het z.g. Philips-Kommando en 66 tot de Diamant groep. Tijdens het onderzoek van de evacuatie naar Zweden kwamen regelmatig straatnamen uit de Rivierenbuurt tevoorschijn. Van deze 390 vrouwen heb ik de adressen uitgezocht en daarvan 102 met adressen in de Rivierenbuurt gevonden. De overige 25 zijn eerder toevallig, ze staan wel in verbinding met bij voorbeeld Ravensbrück maar niet noodzakelijk in verbinding met de evacuatie naar Zweden.

De 324 vrouwen van het Philips-Kommando die in Zweden aankwamen waren grotendeels de overlevenden van 391 joodse vrouwen die begin juni 1944 van Kamp Vught naar Auschwitz overgebracht werden. Vijf vrouwen zijn nog in Zweden overleden. De 66 van de Diamant groep waren de overlevenden van 108 vrouwen die begin december 1944 van Bergen-Belsen naar Beendorf werden gestuurd. Beendorf bij Braunschweig in Nedersaksen was een buitenkamp van het concentratiekamp Neuengamme. Bij toeval kwamen de vrouwen van het Philips-Kommando kort voor het einde van de oorlog in Beendorf terecht, vanwaar ze samen met de Diamant vrouwen op een verschrikkelijke reis naar Hamburg gingen. Bij het vertrek begin april 1945 in Beendorf waren er nog 98 Diamant vrouwen maar de reis naar Hamburg vergde vooral onder deze groep veel slachtoffers zodat slechts 66 in Zweden aankwamen. Daarvan zijn nog drie in Zweden gestorven.

Meer als een kwart van de 390 in Zweden aangekomen Philips- en Diamant vrouwen kwamen uit de Rivierenbuurt. Om de een of de andere reden zaten in het Philips-Kommando vrij veel uit Duitsland afkomstige Joden. De uit Duitsland en Oostenrijk voor de oorlog gevluchte Joden vonden veelal onderdak in de toen nog nieuw gebouwde Rivierenbuurt. Voor de diamantwerkers die bij Asscher in de Tolstraat werkten was de Rivierenbuurt slechts aan de andere kant van de Amstelkade.

Het odyssee van de Philips vrouwen is het beste weergegeven door Hilde Isaak (Vechtstraat) in “An Philips: Wir leben!”. Het boek bevat verder bijdragen van Lore Bender (Waalstraat) en Harriet Isselmann. Dick Walda heeft het aangrijpende verhaal van Rita Koopman (Roompotstraat) in “Een huilbui van jaren” beschreven. Rita beschrijft o.a. de koele ontvangst door de buren als ze na de oorlog terugkeert. De titel van het boek is ontleend aan een episode in Zweden. Rita lag daar in een ziekenhuis in Malmö en haar broertje was in het nabije Trelleborg. Ze hadden elkaar tien maanden eerder in Auschwitz uit het oog verloren en beiden vermoeden dat de andere niet meer leefde. Mauritz was 2 mei 1945 in Trelleborg aangekomen en Rita 4 mei in Malmö. De vrouw van de Nederlandse legatie die Rita kwam registreren had een dag eerder in Trelleborg een “Koopman” geregistreerd, citaat: “..dat moet familie van je zijn”…… De dokter nam me mee naar zijn kamer waar zijn telefoon stond. …En toen kreeg ik Maurits aan de telefoon … Ik praatte en praatte maar. Toen was het even stil op de lijn. Hij zei: “Met wie zeg je dat ik spreek?” Ik zeg: met je zusje Rita”. “Dat vind ik een gemene rotstreek, om mij zoiets te flikken.“ …”Maurits”, zei ik, “het komt natuurlijk over als een rotstreek, maar ik ben echt Rita…” Het was een moment stil aan de andere kant. Maurits zei: “Ik hang op Rita…ik hang op, want ik zweet zo!” En toen kreeg ik een huilbui van jaren.

De titel “An Philips: Wir leben!” ontstond ook in Malmö. Bij de aankomst in Zweden werd Hilde Isaak gevraagd aan wie ze een telegram over haar redding zouden sturen. Eerst dacht ze aan een tante in Amerika maar toen viel haar spontaan in, dat Philips het moest weten. Ze is niet de enige die (Frits) Philips voor haar redder hield. De Philips fabriek in Eindhoven had een fabricatie in het concentratiekamp Vught waar veel joodse gevangenen tewerkgesteld waren. Het is Philips te danken, dat “zijn” gevangenen in Vught redelijk behandelt werden en de deportaties van zijn Joden vertraagd werden. Philips heeft de deportaties vanuit Vught echter niet kunnen verhinderen. De Philips vrouwen waarover het hier gaat, waren de laatste Joden die Vught verlieten. Deze keer direct naar Auschwitz, niet via Westerbork. Op het tijdstip van hun aankomst werden in Auschwitz niet meer alle aankomende vermoord. De jongere vrouwen en mannen werden afgezonderd om dienst te doen als dwangarbeiders in de Duitse industrie. Van dit late inzicht, de werkkracht van de Joden uit te buiten, hebben slechts nog weinig Nederlandse Joden geprofiteerd. In de zomer van 1944 kwamen veel jonge joodse vrouwen uit Hongarije naar de buitenkampen van Neuengamme om daar dwangarbeid te verrichten. In Hongarije hadden de deportaties laat begonnen. Van deze Hongaarse vrouwen hebben de meesten net als de laat gedeporteerde Nederlandse vrouwen de oorlog overleefd.

Twee personen hebben daartegen een duidelijkere rol in de redding van onze Philips en Diamant vrouwen gespeeld. Twee personen met een ambivalente biografie. Obersturmbannführer Franz Göring[2] organiseerde het treintransport voor ongeveer 2800 vrouwen van Hamburg naar de Deense grens. Hiermee kwamen “onze” Philips- en Diamantvrouwen in de laatste dagen van de oorlog onder de hoede van de Denen die hun naar Zweden stuurden. Franz Göring had net tevoren al ongeveer 4000, meest Poolse vrouwen op het laatste nippertje met een trein van Ravensbrück naar de Deense grens gestuurd. Twee dagen voor de vrouwen uit Hamburg gingen deze 4000 eveneens in Malmö aan land. Göring was de rechte hand van SS-Generaal Walter Schellenberg.

Hertha Poppert van het Philips-Kommando was vast besloten te overleven en zette daarbij alles in wat ze aan te bieden had, bij allen die haar nuttig schenen. Haar schaamteloosheid was een ergernis onder de gevangenen maar ze dacht niet alleen aan haar eigen overleven. Haar invloed op de bewakers kwam ook de groep ten goede. Ze was niet alleen een schoonheid ze had ook een leider talent. Aan het einde van de oorlog werd ze aangeklaagd door de Diamant vrouwen. Die hadden gewalgd van haar optreden aan de zijde van de bewaking op weg naar Hamburg. Het was echter Hertha Poppert die er (ten slotte) voor zorgde dat de Diamant vrouwen in een andere wagon kwamen, in zekerheid voor de vertwijfelde en gewelddadige Oost Europese vrouwen.

De lijst betreft de overlevenden. Bij Maria van Ginkel maak ik een uitzondering. Ik denk niet dat er op Dintelstraat 40 voor haar een struikelsteen ligt. Ze was op weg van Ravensbrück naar Zweden maar ze heeft het niet gehaald. Bij Wismar werd het konvooi van de Roode Kruis auto’s door geallieerde jachtvliegers aangevallen. Maria raakte gewond, kwam in een hospitaal in Wismar, werd enkele dagen later door de Denen afgehaald en naar Sönderborg gebracht. Eind juni 1945 werd ze naar een ziekenhuis in Aarhus overgebracht en daar stierf ze 14 augustus 1945. Ze kreeg een graf in Sönderborg.

Een van de meer bekende van de 127 vrouwen is Lotty Huffener-Veffer (Vechtstraat). Ze was een van de laatste getuigen en is 2018 op 97 jarige leeftijd gestorven.

De adressen op de lijst zijn overwegend het adres voor de arrestatie. 126 hebben overleefd, hoeveel naar de Rivierenbuurt terugkeerden is niet bekend. Een aantal van de Philips vrouwen kreeg in Zweden werk bij Philips in Norrköping, maar dit schijnt slechts van korte duur geweest te zijn. Zweden hat een tekort aan werkkracht maar het lag niet in de bedoeling de bevrijdde gevangenen permanent op te nemen. Hilde Isaak (Vechtstraat) is 7 februari 1977 in New York gestorven. Lore Mainzer-Bender (Waalstraat) woonde 1995 in Jerusalem. Anna v.d. Rhoer (Vechtstraat) is kort na haar terugkeer in Nederland naar Zweden teruggekeerd, daar getrouwd en gebleven. Geen van haar uitgaansvriendinnen van voor de oorlog was teruggekomen. Van haar familie had slechts een zwagerin en een nichtje overleefd.

Op de lijst met de 127 namen zijn de Philips- en Diamantvrouwen overeenkomstig gemarkeerd. De vrouwen die uit Ravensbrück naar Zweden gingen zijn aan de aankomst in Malmö van 27 of 28 april te herkennen. De Rivierenbuurt adressen van acht vrouwen zonder aankomstdatum in Malmö komen uit een onderzoek over 193 Nederlandse vrouwen die vanuit Ravensbrück naar een buitenlager van Dachau in München werden gebracht.

[1] 1985 verscheen de brochure “Hiernaast zijn ze weggehaald…” met de ondertitel “Vervolging en verzet in de Rivierenbuurt 1937-1945”.

[2] Geen familie van Hermann Göring