van de “Philips vrouwen” die kort voor het einde van de oorlog in Zweden aankwamen. Ook opgenomen in deze lijst zijn enige vrouwen en kinderen van de Philips groep die tijdens het transport naar Hamburg of kort daarna stierven of in Duitsland overleefden. De z.g. “Philips vrouwen” waren de oorspronkelijk 391 Joodse vrouwen die begin juni 1944 vanuit Vught naar Auschwitz werden gedeporteerd. Ongeveer 28 vrouwen en kinderen waren al voor het transport van Beendorf naar Hamburg in Auschwitz en Duitsland gestorven. Na Auschwitz waren de vrouwen in Langenbielau (Reichenbach)[1], Porta Westfalica[2] en Beendorf. Vanuit Beendorf volgde een rampzalig treintransport door Noord-Duitsland dat op 20 april 1945 in Hamburg eindigde.[3] Tijdens die twaalf dagen zwerftocht zijn veel vrouwen omgekomen. De Nederlandse overlevende Marian Z.V.[4] spreekt van een pogrom in de pogrom en betitelt de reis als het ‘moordtransport’. Tien dagen na aankomst in Hamburg werden deze vrouwen (samen met een enkele vrouwen die al langer in Hamburg verbleven) in een trein geladen die hen naar Denemarken bracht. De trein was geregeld door SS-Obersturmbannführer Franz Göring[5] en niet, zoals enige publicaties vermelden, door het Zweedse (of Deense) Rode Kruis. Het transport van Hamburg naar Padborg was weliswaar in goederenwagons maar wel met stro, deuren die open konden en met slechts 40 vrouwen per wagon.[6]
De trein uit Hamburg is in de namiddag van 2 mei 1945 in Padborg aangekomen.[7] Na een kort oponthoud aan de grens zijn de vrouwen ‘s avonds in twee vlak na elkaar vertrekkende treinen, bestaande uit personen- en ambulancewagons, naar Kopenhagen gereden.[8] Vandaar volgde de oversteek naar Zweden. De zieke vrouwen werden in ambulances het veerschip opgereden, de andere vrouwen gingen te voet aan boord. Ongeveer vierentwintig uur na het vertrek uit Padborg kwam de groep in Malmö aan. Het verhaal van Hilde Isaak eindigt in Malmö. Toen haar gevraagd werd aan wie haar aankomst gemeld moest worden en zij zich een tante in Amerika herinnerde, riep ze spontaan uit: ‘Nee – ja – ook aan PHILIPS’ – ‘We leven!’.
Enige vrouwen uit deze groep hebben hun ervaringen gepubliceerd. ‘Op transport’ van Ria de Korte[9] en ‘An Philips: Wir leben!’ van Hilde Isaak, behoren tot de aangrijpendste teksten van overlevenden uit concentratiekampen. In ‘Een huilbui van jaren’ beschrijft Dick Walda de ervaringen van Rita Koopman, inclusief de beschamende reacties van buren en kennissen bij de thuiskomst in Amsterdam. In een brief uit Zweden[10] schrijft Thea van Praag dat ze haar ouders, verloofde, drie zusjes, drie zwagers, een broer en een schoonmoeder heeft verloren. Ria de Korte kwam met de niet-Joodse vrouwen uit Reichenbach en verbleef in de ziekenwagon toen ze uit Porta Westfalica werden geëvacueerd. De ziekenwagon werd in Fallersleben niet afgekoppeld en daardoor kwam ze samen met de Joodse vrouwen naar Hamburg en vervolgens in Zweden.
[1] De Telefunken fabriek was in Reichenbach. Waar ze ook eerst ondergebracht waren. Daarna in Langenbielau. Beiden buitenkampen van het concentratiekamp Groß-Rosen in Silezië
[2] Nederlandse vrouwen in Reichenbach en Horneburg, Jan van Ommen in Neuengamme Bulletin maart 2014
[3] Ein KZ wird geräumt, Katharina Hertz-Eichenrode
[4] NIOD bestand C [16.07] 315.3 uit Friedhof für 53 ungarische Jüdinnen in Sülstorf
[5] Eidesstattliche Versicherung Schellenberg IMT, Fall XI, Dok. Nr. 40 – Franz Göring
[6] An Philips: Wir leben!, Hilda Isaak en Lora Mainzer-Bender
[7] Volgens Henrika Leonkiewicz was het in de ochtend. Uit Ein KZ in Wandsbek
[8] Sådan kom de hjem
[9] Zie Rood en rouge; Leven en werk van Ria de Korte 1901-1988 van Bart de Cort.
[10] NIOD 247-229