Het gezin Hornemann

Foto: Joods Monument

Het Nederlandse gezin Hornemann ging 3 juni 1944 in de groep van het Philips-Kommando vanuit kamp Vught op transport naar Auschwitz. Het overgrote deel van deze groep overleefde de oorlog. Na catastrofale omzwervingen kwamen 323 vrouwen van deze groep begin mei 1945 in Zweden aan. Helaas overleefde niemand van het gezin Hornemann. De moeder Elisabeth Hornemann-Docters stierf 31-12-1944 in Auschwitz. De vader Philip Carel Hornemann stierf januari 1945 op weg van kamp Groß Rosen naar kamp Dachau. De zonen Eduard en Alexander waren na Auschwitz in kamp Neuengamme terechtgekomen. In Neuengamme werden aan 20 joodse kinderen medische experimenten voorgenomen. Bij nadering van de Britse troepen werden deze kinderen tezamen met hun verplegers vermoord. Dit is bekend als de tragische geschiedenis van “De kinderen van Bullenhuserdamm”. Eduard en Alexander Hornemann stierven 21 april 1945. In Neuengamme was een groep Noorse gevangen uit kamp Sachsenhausen aangekomen om vandaar naar Zweden geëvacueerd te worden. Deze mannen hadden de kinderen in Neuengamme waargenomen en het plan gevat deze mee naar Zweden te smokkelen. Als de Scandinaviërs 20 april Neuengamme zouden verlaten zijn de Noren onmiddellijk de kinderen gaan halen, helaas vergeefs, de kinderen waren er niet meer.
De vergeefse reddingspoging vertelt de Noorse overlevende Svenn Martinsen in de film “Every face has a name”.

De waarneming van de reddingsoperatie ‘Witte bussen’ en de ongelijke verdeling van roem en eer.

Onlangs las ik een interessante vergelijking tussen Zweden en Zwitserland door de Zwitserse historicus Thomas Maissen. Het gaat om de beoordeling van de humanitaire inzet van beide landen tijdens de Tweede Wereldoorlog, waarbij de reddingsoperatie ‘Witte Bussen’ ook ter sprake komt.

Mijn onderzoek heeft vooral betrekking op het verloop van de reddingsoperatie van Ravensbrück en Hamburg naar Zweden. De naam van Izabela A. Dahl, docent aan de Universiteit van Örebro, die verschillende artikelen[i] over de waarneming van de reddingsoperatie ‘Witte bussen’ heeft geschreven, ontbreekt dan ook in de lijst van bronnen in mijn bericht. Interessant is dat het resultaat van mijn onderzoek overeenkomt met de kritiek van A. Dahl. Ook ik was verbaasd over de mate van hulde aan Folke Bernadotte, de Zweedse vicepresident van het Zweedse Rode Kruis. Izabela Dahl spreekt in dit verband zelfs over het ontstaan van een legende.

Thomas Maissen publiceerde een essay[ii] met als ondertitel Aspecten van een vergelijking tussen Zweden en Zwitserland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hoewel het artikel slechts terloops melding maakt van de reddingsoperatie ‘Witte bussen’, verklaart het een en ander over waarom de Zweden veel- en de Zwitsers weinig lof voor de reddingsactie ontvingen. Al in het begin van mijn onderzoek bleek dat de Nederlandse vrouwen Ravensbrück niet eens in witte bussen verlieten, maar naar Denemarken voeren in vrachtwagens van de in Genève gevestigde ICRC (Internationale Rode Kruis). De bijdrage aan de reddingsoperatie van alle niet-Zweedse deelnemers blijkt onderbelicht te zijn, maar in de loop van het onderzoek is vooral de onbekendheid met de bijdrage van het Internationale Rode Kruis en de bemoeiingen van Zwitserland opgevallen. Let wel, er is genoeg archiefmateriaal over de hulp die het ICRC bood aan concentratiekamp gevangenen.

Volgens professor Maissen had Zweden na de Tweede Wereldoorlog een betere relatie met de landen van de Westerse Geallieerden dan Zwitserland. In de laatste maanden van de oorlog heroriënteerde Zweden zich ten gunsten van de Westerse geallieerden. Op scholen werd Duits vervangen door Engels als eerste vreemde taal. Een soortgelijke ontwikkeling heeft zich niet voorgedaan in Zwitserland en de humanitaire prestaties bleven in het buitenland onbekend. Citaat Maisinger: Pas rond 1990 verschijnen de biografieën en rehabilitaties van Louis Haefliger, die tienduizenden mensen van het concentratiekamp Mauthausen redde, de politiecommandant Paul Grüninger, die in 1938 in St.Gallen de geheime grensovergangen van vluchtelingen dekte, de engageerde journalist van de ‘Nation’, Peter Surava. Het meest opvallende contrast toont het latere lot van Carl Lutz en Raoul Wallenberg, die in 1944 samen en op vergelijkbare wijze de levens van tienduizenden Joden in Boedapest hebben gered door het uitstellen van beschermende papieren. Lutz wordt terechtgewezen voor het overschrijden van zijn bevoegdheden, en in Bern is niemand geïnteresseerd in de prestatie van de diplomaat. Stockholm daarentegen declareert de telg van de geenszins anti-Duitse gezinde familie van industriëlen Wallenberg, als humanitaire ambassadeur van Zweden. Einde citaat.

Later, aldus Maissen, zal het Amerikaanse Holocaust Memorial Museum in Washington het adres ‘Raoul Wallenberg Place 100’ krijgen.

Roem en eer lijken min of meer aan het toeval overgelaten. Beroemdheid kan ook gezwendeld worden. Een kras staaltje van manipulatie was de manier waarop Felix Kersten, de masseur van Himmler zijn aandeel aan roem opeiste. Nederland heeft hem twee hoge onderscheidingen verleend en hem zelfs voor de Vredesprijs voorgeslagen.

[i] Dahl, I. A. (2015). Kurz vor Schluss: Die Rettungsaktion ‘Weiße Busse’. In: Paul, Gerhard; Schwensen, Broder, Mai ’45. Kriegsende in Flensburg (pp. 32-41). Flensburg: Gesellschaft für Flensburger Stadtgeschichte eV.

Dahl, I. A. (2012). Rezeption der Aktion “Weiße Busse” in Deutschland. In: Oliver von Wrochem, Skandinavien im Zweiten Weltkrieg und die Rettungsaktion Weiße Busse: Ereignisse und Erinnerung (pp. 182-198). Berlin: Metropol Verlag.

Dahl, I. A. (2008). Die “Weißen Busse” und Folke Bernadotte: Zur Rezeption der Hilfsaktion in Deutschland und Skandinavien. In: Wolfgang Benz & Barbara Distel, KZ und Nachwelt: Dachauer Hefte.

[ii] Vom Umgang mit Deutschland – und mit der eigenen Geschichte. Aspekte eines Vergleichs zwischen Schweden und der Schweiz während des Zweiten Weltkriegs, in: Eva Lindgren/Renate Walder (Hg.), Schweden, die Schweiz und der Zweite Weltkrieg. Beiträge zum interdisziplinären Symposium des Zentrums für Schweizerstudien an der Universität Örebro, 30.09.-02.10.1999, Bern et al. 2001, S. 11-31.

Diamantkinderen

Februari 2020 verscheen bij de uitgever Verbum een boek over de ‘Diamantkinderen’. Deze kinderen zijn in het boek ‘1945- Naar Zweden’ genoemd in het hoofdstuk ‘Het transport uit Hamburg’. De moeders van deze kinderen waren ‘Diamantvrouwen’ die december 1944 naar Beendorf kwamen en vandaar april 1945 naar Hamburg gingen. Aan de moeders en hun reis naar Zweden is in ‘1945- Naar Zweden’ enigszins aandacht besteed. Van de kinderen wordt slechts vermeld, dat ze vermoedelijk in Bergen Belsen achterbleven. Dit wordt in het boek van Bettine Siertsema bevestigd. De kinderen werden door de Engelsen in Bergen-Belsen bevrijd. Daarna waren het overlevenden die in het kamp ontwricht opgegroeid waren, grote moeite hadden zich na het kamp aan te passen en het langste met de last van de kampervaringen leven moesten. Dat ze grotendeels hun latere leven goed meesterden is een geluk en doet niets af van wat hun aangedaan werd. Voor het boek ‘Diamantkinderen’ zie: https://verbum.nl/diamantkinderen/